Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

De pagina ververst bij het selecteren van een onderwerp.

Sla artikel navigatie over.

Toelichting op de vermogensportefeuille

Treasurybeleid

De Raad van Bestuur legt in de jaarrekening verantwoording af aan de Raad van Toezicht over het gevoerde treasurybeleid. De bevoegdheid tot het aangaan van externe verplichtingen op het gebied van treasury is, conform de procuratieregeling van Auris, voorbehouden aan de Raad van Bestuur. De uitvoering van het treasurybeleid valt onder de verantwoordelijkheid van de concerncontroller. Het Treasurystatuut is in 2022 geüpdatet en vastgesteld. Evaluatie hiervan vindt plaats in 2024. Voor Stichting Onderwijs Koninklijke Auris Groep is het Treasurystatuut opgesteld op basis van de Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016. Het Statuut bevat de grondslagen van het treasurybeleid van de Koninklijke Auris Groep. De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor de risicobeheersing binnen de Stichting Koninklijke Auris Groep.

In december 2018 zijn het Managementreglement en de Procuratieregeling opnieuw vastgesteld. In de reglementen zijn de bevoegdheden van de Raad van Toezicht, de Raad van Bestuur, de Regiodirectie, de hoofden Auris Ondersteunende Diensten en de teamleiders vastgelegd. De voorzitter van de Commissie van Onderzoek is in 2021 toegevoegd. Voor 2022 is er geen aanleiding te veronderstellen dat de risicobeheersings- en controlemaatregelen niet naar behoren hebben gefunctioneerd.

Beleggingsbeleid

Het beleggingsbeleid is erop gericht om het vermogen van de Koninklijke Auris Groep veilig te laten renderen ten behoeve van de maatschappelijke doelen van de organisatie. De beleggingen zijn volledig ondergebracht bij ABN AMRO MeesPierson. Het private vermogen is ondergebracht in Stichting Koninklijke Auris Groep. De effecten binnen deze stichting hadden over 2022 een matig defensieve portefeuille met veelal duurzame beleggingen. Het publieke deel van het vermogen is ondergebracht in Stichting Onderwijs Koninklijke Auris Groep. Dit deel is belegd in obligaties en voldoet aan de eisen met betrekking tot het beleggen van publieke middelen (Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016).

Aan (stock)dividenden en couponrentes is in 2022 € 94.000 ontvangen. Het koersresultaat over alle effecten bedraagt in 2022 € 863.000 negatief. Dit resultaat is een momentopname op peildatum 31 december 2022. Vooral in de eerste helft van 2022 zijn de koersen gedaald. Dit naar aanleiding van de onzekerheid in wereld als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Overigens heeft het koersverloop geen directe gevolgen voor de liquiditeiten. In de jaren vóór 2022 waren hoge rendementen behaald.

Per saldo komt het totale beleggingsresultaat 2022 uit op negatief € 770.000. Het totaal rendement ten opzichte van de gemiddelde beurswaarde over 2022, exclusief liquiditeiten, bedraagt -/- 4,6%. Het beleggingsresultaat 2022 was op 1,5% begroot.

De waarde en samenstelling van de portefeuille per eind 2022 is in het overzicht hieronder vergeleken met de stand per eind 2021. Daarna is de ontwikkeling van de portefeuille nader uitgewerkt.

  

Jaar

2022

Bedragen x € 1.000,-

   
 

Stand 31 dec.

Stand 1 jan.

Gemiddeld

Obligaties Onderwijs

2.383

2.146

2.265

Obligaties Overige

824

947

886

Aandelen

5.251

5.752

5.502

Alternatieve beleggingen

358

350

354

Totaal effecten

8.816

9.195

9.006

    

Vermogensliquiditeiten publiek

268

4.943

2.606

Vermogensliquiditeiten privaat

1.010

8.882

4.946

    

Totaal vermogenspositie

10.094

23.021

16.557

  

Jaar

2022

   

Bedragen x € 1.000,-

      
 

Gemiddelde

Coupon-

Koersresul-

Koers-

Totaal

Rende-

 

waarde

rente en

taat aan-

resultaat

opbrengst

ment

  

dividend

en verkoop

   

Obligaties Onderwijs

2.265

24

-

-247

-223

-9,8%

Obligaties Overige

886

4

-

-123

-119

-13,5%

Aandelen

5.502

56

-

-501

-445

-8,1%

Alternatieve beleggingen

354

9

-

8

17

4,9%

Totaal effecten

9.006

     
       

Vermogensliquiditeiten publiek

2.606

-

-

-

-

-

Vermogensliquiditeiten privaat

4.946

-

-

-

-

-

       

Totaal vermogenspositie

16.557

94

0

-863

-770

-4,6%

Zichtbaar is dat de vermogensliquiditeiten publiek en privaat zijn afgebouwd. De saldi waren ultimo 2021 hoger dan gewenst. In 2022 zijn deze teruggebracht naar juiste saldi binnen de vermogenspositie.

Bij de obligaties Onderwijs vinden er in de jaren vanaf 2023 aflossingen plaats van minimaal € 200.000 per jaar. De laatste aflossing vindt in 2030 plaats. Al heeft Auris de intentie om de aflossingen te herinvesteren, waardoor de laatste aflossing steeds opschuift.

Bij de obligaties Overig (Stichting Auris) vinden er in de jaren 2023 en 2025 aflossingen plaats van € 100.000 per jaar.

Kostenverdeling

De kosten die binnen de Stichting Koninklijke Auris Groep worden geboekt (de gemeenschappelijke kosten), moeten worden toegerekend aan de Stichting Onderwijs Koninklijke Auris Groep en de Stichting Zorg Koninklijke Auris Groep. Binnen de Stichting Koninklijke Auris Groep vinden voornamelijk activiteiten plaats ten behoeve van onderwijs en zorg. Via de kostenverdeling worden de gemeenschappelijke kosten zodanig toegerekend aan de onderscheiden geldstromen (privaat, rijksbijdrage Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Zorgverzekeringswet) dat een getrouw beeld van de financiële stand van zaken per stichting ontstaat. Dit is noodzakelijk uit oogpunt van rechtmatigheid van de uitgaven op de onderscheiden geldstromen.

Binnen de Stichting Koninklijke Auris Groep worden de kosten verantwoord met betrekking tot de centrale overhead en de gezamenlijke kosten. Met centrale overhead worden de apparaatskosten van de Raad van Bestuur en Auris Ondersteunende Diensten bedoeld. Gezamenlijke kosten worden rechtstreeks op centraal niveau geboekt. Het gaat bijvoorbeeld om accountantskosten, kosten administratiekantoor, kosten ICT-werkplekken en concerninformatiesystemen die zowel voor zorg als onderwijs worden gebruikt.

De basis van de kostenverdeling ligt vooral in de omzetverhouding tussen de twee stichtingen. Door de stijging van de salarissen in de CAO in het primair onderwijs (wegnemen loonkloof met het voortgezet onderwijs), zijn de rijksbijdragen Onderwijs, Cultuur en Wetenschap meegestegen. Deze structurele stijging in onderwijsbaten zorgt ervoor dat de verhouding van 85% Onderwijs en 15% Zorg onder druk is komen te staan. De verdeelsleutel voor de overige kosten wordt per 1 januari 2022 structureel dan ook 86% Onderwijs en 14% Zorg. Auris beoordeelt deze verdeling ieder jaar opnieuw.

Waar de kosten direct verband houden met de juiste geldstroom, zijn deze ook rechtstreeks aan deze geldstroom toegerekend en derhalve niet in de verdeling meegenomen.